Insecten en Natuurbeheer – Sectie Thijsse

De sectie Thijsse van de Nederlandse Entomologische Vereniging is opgericht in 2007 met het doel de bij de leden aanwezige kennis over insecten beter beschikbaar te maken voor het beheer van (natuur)terreinen. Dit gebeurt door het verzamelen en aanbieden van kennis, het geven van voorlichting en adviezen. Daarbij zal zoveel mogelijk worden teruggegrepen op de kennis en ervaring van NEV-leden, maar ook samenwerking met andere relevante organisaties kan daarbij een rol spelen.

De sectie Thijsse beschouwt de zomerbijeenkomst van de NEV als dé gelegenheid bij uitstek om de kennis van de leden beschikbaar te maken voor beheerders. Voor meer informatie over de aankomende zomerbijeenkomst, verwijzen we u door naar deze pagina.

Kijk ook eens op onze Facebookpagina, Tumbler of Twitter.

Wie was Jac.P.Thijsse? (1865-1945)

Thijsse1
Jac.P. Thijsse groeide op als derde zoon in een gezin met vier kinderen. Hij ging naar de lagere school in Grave en Woerden en volgde vier jaar lang de opleiding tot onderwijzer aan de gemeentelijke Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen te Amsterdam. Als achtienjarige stond hij voor de klas op een Amsterdamse school als derde onderwijzer. Na het behalen van aaanvullende akten verliet hij Amsterdam. Hij werd hoofd van de Fransche school in Den Burg op Texel. In hetzelfde jaar trouwde hij met Helena Petronella Bosch (1867-1938).

Thijsse kon goed aarden op Texel. Als natuurliefhebber trok hij met zijn leerlingen over het hele eiland. Eieren zoeken was erg geliefd onder de Texelse jeugd, en wie de eieren kon vinden, kende ook de broedgebieden. Dankzij hun heeft Thijsse het vogelleven kunnen bestuderen. In die tijd ontmoette hij ook een paar Britse ornithologen die hem op het idee brachten zijn eerste publicaties over vogelwaarnemingen te publiceren: in het Britse vogeltijdschrift ‘Hardwicke’s Science Gossip’ (1894/1895). Thijsse bleef slechts anderhalf jaar op Texel; de heimwee van zijn vrouw bracht hem al in 1892 terug naar Amsterdam. Daar werd hij hoofd van de Openbare School aan de Passeerdersgracht.

In 1893 leerde Thijsse Eli Heimans kennen, eveneens schoolhoofd in Amsterdam, met wie hij een serie boekjes over de Nederlandse natuur schreef: Langs dijken en wegen’ (1894), ‘In sloot en plas’ (1895), ‘Door het rietland’ (1896), ‘Hei en dennen’ (1897), ‘In de duinen’ (1899) en ‘In het bosch’ (1901). Deze publicaties hadden een aangename en populariserende schrijfstijl en waren voorzien van kleurrijke door henzelf vervaardigde illustraties. De voor iedereen begrijpelijke en aanstekelijke manier van schrijven over de natuur was nieuw en sprak een groot publiek aan. De auteurs namen de lezer als het ware mee op hun wandelingen naar voor iedereen bereikbare plaatsen als het stadspark of de slootkant. De boekjes wekten op tot navolging, tot het zelf gaan kijken en waarnemen en stimuleerden zo de natuurstudie als hobby, ook wel ‘natuursport’ genoemd.

(foto)

Thijsse, Heimans en J. Jaspers jr hebben het tijdschrift ‘De Levende Natuur’ in 1896 opgericht. Ook kranten en tijdschriften ontdekten ‘natuursport’ en Thijsse – en anderen – kregen de kans om over belevenissen in de natuur te publiceren. Thijsse kreeg rubrieken in het Algemeen Handelsblad (1901-1906), De Telegraaf (1909-1916), Het Jonge Leven (1910-1920), De Nieuwe Rotterdamsche Courant (1911-1914) en De (Groene) Amsterdammer (1914-1938), naast talloze losse artikelen. In 1901 was Thijsse een van de oprichters van de Nederlandsche Natuurhistorische Vereeniging De plaatselijke afdelingen van de vereniging maakten veel gebruik van Thijsse’s ‘Geïllustreerde Flora van Nederland’ (1899) en zijn ‘Wandelboekje voor natuurvrienden’ (1900).

Thijsse kwam in contact met professionele biologen, ornithologen en botanici, die zijn veldbiologisch werk konden waarderen. In deze kringen werkte Thijsse in 1901 mee aan de oprichting van organisaties als de Nederlandsche Ornithologische Vereeniging. Vanaf 1899 was hij ook bestuurslid van de pas opgerichte Amsterdamsche Entomologische Club, en vanaf 1910 maakte hij deel uit van het hoofdbestuur van de Nederlandsche Vereeniging tot Bescherming van Vogels.

In 1904 wilde de gemeente Amsterdam het Naardermeer vol storten met huisvuil. Thijsse protesteerde en zocht naar een manier om het Naardermeer te beschermen. Thijsse stelde voor om het meer door een vereniging te laten aankopen als een te beschermen natuurmonument. Uiteindelijk voerde de gemeente de plan toch niet uit, maar Thijsse ging door in zijn streven naar aankoop. Zijn initiatief leidde tot de oprichting van de ‘Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten’ in Nederland in 1905. Thijsse werd lid van het dagelijks bestuur en vormde decennialang samen met P.G. van Tienhoven de spil van de vereniging.

In 1906 werd Thijsse gekozen tot lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde in Leiden. In hetzelfde jaar maakte hij zijn eerste album in opdracht van Verkade. Het was een reclameactie: een album met losse plaatjes. Zo kon door koop en ruil van Verkadekoekjes het album compleet worden. Zo groot was het succes dat er tot 1938 in totaal negentien albums verschenen. Herdrukken meegerekend hadden die albums een totale oplage van meer dan een miljoen exemplaren. De populaire Thijsse werd veel gevraagd voor lezingen en trok er wekelijks een of meer avonden op uit om ergens te spreken. Hij werd erelid van o.a. de dierenbescherming Amsterdam (1907), de Saint-Hubert Club de France (1913), de Royal Society for the Protection of Birds (1914), de Nederlandsche Natuurhistorische Vereeniging (1926) en Natuurmonumenten (1931).

Dankzij zijn reputatie kon hij leraar in het middelbaar onderwijs worden, terwijl hij daar geen officiële bevoegdheid voor had. Van 1921 tot aan zijn pensioen in 1930 was hij leraar aan het Kennemer Lyceum, en van 1922 tot 1928 ook leraar aan de Middelbare Meisjesschool – allebei in Bloemendaal, waar hij al vanaf 1902 woonde. Eerst op tijdelijke basis. Nadat de Universiteit van Amsterdam hem op 18 september 1922 een eredoctoraat had verleend, kwam het toch tot een vaste aanstelling.

Maar er werd ook hier en daar getwijfeld aan Thijsse’s capaciteiten, vooral op wetenschappelijke vlak. De hoogleraren in die commissie-Weevers (Commissie van Advies inzake de Natuurmonumenten van Staatsbosbeheer) waren er niet van overtuigd dat Thijsse waardevolle bijdragen zou kunnen leveren. Respect voor zijn persoon gaf uiteindelijk de doorslag. Thijsse was inderdaad niet wetenschappelijk ingesteld en mengde zich niet in wetenschappelijke debatten. Hij werd vooral gewaardeerd als veldbioloog die zijn waarnemingen het liefst deelde met een groot publiek. Bij wijze van uitzondering had zijn boek over botanie, ‘Omgang met planten’ (1909), wèl een wetenschappelijk karakter. De promotor van Thijsse, prof. Th.J. Stomps, noemde het boek zijn ‘dissertatie.’

(foto)

Thijsse was vooral een popularisator, die met zijn aanstekelijk enthousiasme mensen wist te overtuigen. Hij kon als geen ander bewindsleden in een persoonlijk woord tot andere gedachten brengen. In de persoonlijke benadering lag ook zijn bestuurskracht. Hij was een man van het midden, hij nam over het algemeen geen extreme standpunten in. Dat gaf hem, met zijn aimabele persoonlijkheid, de gelegenheid te bemiddelen bij grote meningsverschillen binnen een bestuur.

Toch was Thijsse geen groot bestuurder. Hij was niet de man die de richting aangaf. En hij zag zichzelf ook niet als natuuractivist. Hij schreef in het Algemeen Handelsblad (9-1-1904): ‘Ik houd niet van agiteeren en van adressen en petities keer ik mij doorgaans af, omdat ze mij meestal onbescheiden, betweterig of komiek voorkomen’. Thijsse fulmineerde niet. Hij uitte zijn teleurstelling op een manier dat eerder medelijden met de natuur opriep. Naar aanleiding van de voltooing van de Afsluitdijk in 1933, schreef Thijsse aan een kennis: ‘Niet zonder aandoening zagen wij aan den vooravond van de afsluiting het laatste kwalletje nog naar binnen gaan.’

De technische vooruitgang, die bijvoorbeeld de ontginningen en ruilverkavelingen mogelijk maakte, slokte veel natuur op, maar Thijsse begreep dat deze vooruitgang niet stilgezet kon worden. Maar toen de vooruitgang tijdens de economische crisis van de jaren dertig zich in steeds hoger tempo voltrokken, vond hij het nodig om deze ontwikkelingen te vertragen. Natuurmonumenten beschikte over onvoldoende kapitaal om in gelijk tempo terreinen aan te kopen. De nieuwe strategie werd dus de waardevolste terreinen te behouden en bij ontginningen en verkavelingen toch te pleiten om enige rekening met de natuur te houden.

De natuurbeschermers konden tegenover de ontginners weinig gewicht in de schaal leggen en zochten steun bij de overheid. Overtuigingskracht en goede contacten waren ook hier weer belangrijk. ‘Hier staan nu onze ingenieurs voor een moeilijk vraagstuk, dat velen hunner ook wel smartelijk zal kwellen’, schreef Thijsse in ‘De Levende Natuur’ (38 (1933) 369-374). ‘Mag Nederland millioenen guldens ten koste leggen aan werkzaamheden, die het kostelijk natuurschoon vernietigen, die ons land in dat opzicht voor altijd verarmen?’. Thijsse wilde graag dat kundige natuurbeschermers betrokken werden bij ontginningsplannen om zo die ingenieurs te kunnen helpen. Een man als Thijsse met zijn bekendheid, populariteit, beminnelijkheid en verzoenende houding kon een belangrijke rol spelen. Maar daar waar de landbouwbelangen in het nauw kwamen of er extra kosten gemaakt moesten worden, bereikte ook die overtuigingskracht snel haar grenzen.

Thijsse ontbeerde de steun van grote, maatschappelijk sterke organisaties. Die zouden pas later tot stand komen, deels door zijn inspanningen. Thijsse’s belangrijkste bijdrage aan de natuurbescherming is dan ook gelegen in de popularisering van de natuur bij een groot publiek. Hij bracht ook een mentaliteits- verandering op gang. Thijsse’s geschriften zijn ook na zijn dood in 1945 nog lang populair. ‘Als je Thijsse wilt citeren’, aldus de schrijver Jan Wolkers vijftig jaar later, ‘is het eind ervan zoek. Het gaat maar door, als een hoorn van overvloed waaruit hij de hele flora en fauna van ons land over je uitstort in woorden en beelden die je voorgoed bijblijven’ (NRC Handelsblad , 2-6-1995).

Deze text is een parafrase van een pagina van ’t Instituut voor Nederlandse Geschiedenis.

Verdere informatie over Jac.P.Thijsse
De nagedachtenis van Jac.P.Thijsse en zijn meest bekende kompaan Eli Heimans wordt in leven gehouden door de Heimans en Thijsse Stichting te Amsterdam. De stichting beheert een bibliotheek en een archief met materiaal betreffende de ontwikkeling in het denken over en omgaan met de natuur. De Stichting verzorgt een Nieuwsbrief, organiseert donateursdagen en kent tweejaarlijks de Heimans en Thijsse Prijs (de Bronzen Spreeuw) toe aan personen en organisaties met uitzonderlijke verdiensten op het werkterrein van de Stichting.